Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/56

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

ik ez

daaromtrent hare verdedigers hebben gevonden &. Intnsschen leert eene nadere overweging weldra, dat het niet hetzelfda ailand heeft kunnen zijn , als dat, hetwelk door Mela bedoeld werd, daar op den tijd, waarvan hij spreekt, de alluviale streken van onzen vaderlandschen bodem reeds bestonden en bewoond werden , en zelfs eene groatere uitgebreidheid hadden, dan in onzen tijd, Men maet derhalve ook wel aannemen, dat het alluviale gedeelte van Urk niet alleen toen reeds aanwezig was, maar zelfs zijn er ver- scheidene feiten, die bewijzen, dat het zich veel verder heeft uitgestrekt dan thans, en doen vermoeden, dat het eenmaal met Schokland en welligt daurdoor met de Overijsselsche kust is ver= eenigd geweest.

Volgens Wagenaar {tf} zoude weleer vrij diep in zee, naar den kant van Schokland, eene kerk gestaan hebben,en de plaats hieromtrent wordt nog door de zeelieden het Urker kerkhof ge- heeten, Dit kerkhof zoude volgens hem 230 A, roeden of 846 ellen in zee liggen. De heer G. Mees Az. heeft in cen zeer le-

(*) Beze meeuingen zijn :

1e. Het eiland Flevo bestond uit Urk en Schokland vereonigd (Ortel. lus, Alting, Wagenaar, Acker Stratingh).

20, Het waa het tegeuwoordige Vlieland (Junius).

3e, Het lag op de plaats van het tegenwoordige Breezand, dum tusschen Tezel en de Friesche kust (Cluveriue, Engelherts, Arend, van Eennep).

40. Het nam de plaafs in, waar thans het Enkhuizer tand is gelegen, en waarmede het eiland Erk vereenigd was (Scheltema).

&°. Het omvatte, behalve het Enkbuizer zand, ook nog een vrij groot gedeelte van Naord «Holland (O{tema, Bekhoff).

Hoi epreekt van zolf, dat bij de vier lautaigenoemde meeningen teven wordt aangenomen, dat Urk en Schokland tat den vasten wal behoorden.

De lezer, die over dit onderwerp zich vader wenscht te onderrigten, verwijs ik naart Dr. Acker Stra tingh'e „tloude Stunt en Fascheedenss des Vaderlands, Dl, IL, bl. 2IB eu vervolg, waart hij tevens de bronnen tindt aangegeven.

GJL. ce. p. 629,