Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/58

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

== df

Dat eindelijk, zelts nog vóór een betrekkelijk gering aantal ja- ren de bodem van hef eiland in de noordoostelijke rigting door de zee verloren heeft, blijkt uit den vroeger (bl 81, 32) medege- deelden brief van De, Weerman, Later ìs het echter weinig meer afgenumêen; althans op de uitvoerige kaart, in 1789 op last der Amsterdamsche regering vervaardigd doer den Stads- Landmeter J. Schilling, vertoont het eiland nagenoeg geheel denzelftlen vorm als thans. Alleenlijk springt het noordelijkst ge- deelte der Noordwestkust iets minder ver in zee dan toen, eu is, gelijk reeds vroeger is gezegd, sedert het vanleggen der haven in 1819, tusschen de zuidwestelijke puut, waarop de vuurtoren staat, en het havenhoofd, door aanspoeling van zand, eeu nieuw stuk gronds gevormd, Eindelijk had toeu vak de Staart een cenigzing ander beloop en splitste zich aan haar uiteinde in twee takken, waarvan er thans slechts cen is overgebleven.

Het water in de putten,

‘Er zijn op Urk een twintigtal putton, waarvan het meeren- deel bijzonder eigendom is van de bewoners der huizen, waar of in welker nakijbeid zij zieh bevinden. Ben dier putten, in het midden van het hoog liggend gedeelte gelegen (zie de kaart), is echter voar algemeen gebroik bestemd, De mond van dezen put ligt op 4,5 el boven A. P. De wanden zijn geheel bekleed met rolsteenen van het rif afkomstig, en zijne diepte bedraagt 6,1 el; zoodat derhalve zich de bodem 1,6 el onder A.P. bevindt. (Zie de doorsnede in fig. 3 p}

Nabij den vuurtoren, is mede een put. De omgevende grond ligt hier op 7,7 el hoven A.P, De diepte bedraagt 6,43 el, zoodat derhalve da bodem van dien put op 1,27 el boven A. P. is gelegen. (Lie da doorsnede in fig, 4 #°‚}

Reeds hieruit blijke, dat het water in deze beide putten zeer