Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/62

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

aard der zaak aan afwisseling onderhevig is, zoo tecken ik hier nog aan, dat op den 31% Maart, toen de chermometer in de lucht op 10°,7 C stond, het water op den bodem van den put bij den vuurtoren eene temperatuur van 62,5 C had. Ben ther- mormeter tot op den bodem van het niet ver van daar verwij- derde boorgat c nedergelaten, en dus 3 elten onder den beganen bodem of 0,6 el lager dan de diepte van den put, feekende ter zelfder tijd mede 69,5. De temperatuur van de onderste water- laag en van de zieh onmiddelijk daaronder bevindende leemmer- gelloag was dus 49,2 lager dan die van de lucht.

Reeds vroeger (bì. 3} hebben wij gezegd, dat het van ouds bekend is, dat het water in deze putten niet altijd even hoog staat, en dat het zelfs volgens een volksverhaal met dat van den Gelderschen IJssel bij Kampen rijzen en dalen zoude.

Mijn verblijf op het eiland is te kort geweest, om daaromtrent zelf naauwkeurige waarnemingen te doen. doch hetgeen mij daarvan bekend is geworden, is voldoende tot eene nigemeene oplossing van het vraagstuk.

Op den 3l*e Maart 1852 hevond ik, dat de oppervlakte van het water in den put hij den vuurtoren stond op 1,63 el on- der den beganen grond, dat is 2,13 el onder het hoogste punt van het eiland, en 6,07 el hoven A. P. Terzelfder tijd bevond zich de oppervlakte van het water in den anderen in het mid- den gelegen put op 5,2 el onder den beganen grond, dat is op 9,7 el onder het hoogste punt en op 0,7 el onder A. P.

Ofschoon het nu waar zij, dat, daar het water uit dezen put tot algemeen gebruik dient, deze bepalingen geenszins ecne jniste uitdrukking leveren van de hoogte, waartoe het water zoude kunnen stijgen, indien het ongestoord aan zich zelf werd over- gelaten, zoo is het verschil in waterstand tusschen heide put- ten toch zoo groot, dat mert reeds hiermit tot een verschil in

oorsprong zonde moeten besluiten. Dit verschil bedeneg namen

ht