Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
EEN NIEUW DENKBEELD
7
 

De eerste reis kwam voornamelijk op aandrang van Balthazar de Moucheron, een Middelburgsch koopman, tot stand. Met toestemming en medewerking van de Staten Generaal en Prins Maurits, werden drie schepen uitgerust. Eén te Amsterdam, één in Zeeland en één te Enkhuizen. Op het schip van Amsterdam, waarop ik zelf de reis heb meegemaakt, was de wakkere Willem Barentsz als stuurman aangesteld. Beter keus had men wel niet kunnen doen! Zou er in de heele Republiek wel één zeeman te vinden zijn, zoo kloek als hij en zoo bedreven in de zeevaartkunst? Op den vijfden Juni van 1594 dan zeilden wij met dit drietal schepen het gat van Tessel uit. Door het vele ijs werden wij evenwel gedwongen terug te keeren, en kwamen in den herfst weer in het Vaderland aan. Maar al waren wij er niet in geslaagd, den doortocht te vinden, toch gaf men den moed niet op. De verhalen vooral van Jan Huygen van Linschoten, die als Commies (Handelsagent) op het Enkhuizer- en Zeeuwsche vaartuig den ontdekkingstocht had meegemaakt, hadden alle hoop gewekt, dat men de reis stellig bezeilen kon.

Zoo werd dan door de Heeren Staten en den Prins besloten, om tegen het voorjaar opnieuw eenige schepen uit te rusten. Nu niet enkel om den weg te verkennen, maar ook om er eenige handelswaren heen te zenden. Vracht en licentvrij mochten de kooplui inschepen, wat hun zelf het beste dacht en eenige commiezen zouden meegaan, om die goederen te verhandelen op de plaats, waar men mocht aankomen. Petrus Plancius was een van de warmste bevorderaars van deze nieuwe onderneming en de kaarten die hij van de landen Tartarije, Japan en China geteekend had, zouden als reisgids dienen.

Verleden voorjaar dan werden zeven schepen uitgerust: Twee te Amsterdam, twee in Zeeland, twee in Enkhuizen en één te Rotterdam. Zes er van waren met