en een brandende kaars in de rechter.
Ze bleven aan den ingang staan en toen begon Hooghwout op sleependen toon, te zingen:
„Wij komen getreden met onze ster."
En alle drie vereenigden zich in het refrein:
„Lauwerier de cransio."
En Hooghwout dreunde weer op:
„Wij zoeken Heer Jezus, wij hadden hem gern."
Waarop het drietal weer gezamenlijk inviel met het onverstaanbare:
„Lauwerier de knier
Zijn Koning Karelskinderen,
Pater bonne Franselyn,
Jeremie."
Zoo ging het voort met al de overige coupletten, die hier volgen:
„Wij kwamen al voor Herodes zijn deur.
Herodes de Koning kwam zelvers veur."
„Herodes die sprak met valscher hart:
hoe ziet er de jongste van drie zoo zwart?"
„Al is hij zwart, hij is wel bekent:
hij is de Koning uit Oriënt."
„Wij kwamen den hoogen berg op gaan,
Daar zag men de star zoo stille staan."