Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/166

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
NAAR HET VASTELAND
149
 

„Nu, dat zal zoo'n vaart niet loopen," antwoordde Gerrit de Veer. „Ik ken de Russische visschers van de vroegere reizen als een goedaardig volkje."

Het bleek ook al spoedig, dat zij volstrekt niet vijandig gezind waren. Immers, zoodra zij de schuiten aan land zagen komen, liepen zij wel naar de Hollanders toe, maar zonder eenig wapen.

„Jammer, dat we geen tolk hebben!" zei de schipper tegen Gerrit de Veer. „Hoe zullen we nu aan die klanten onzen toestand bloot leggen?"

Ja, dat wist De Veer ook niet.

Intusschen waren meester Hans en de scheepsjongen al dicht bij de Russen gekomen, die in een groepje aan den wal stonden.

„Ik zal ze wel eens gauw vertellen, dat we ons schip in het ijs verloren hebben," zei Jacob. Nu teekende hij met zijn vinger in enkele lijnen een schip in de sneeuw, wees eerst op zijn makkers, toen op het geteekende vaartuig en begon het daarop van twee kanten tegelijk uit te wisschen.

„Crabble propal?" vroeg een van de Russen, die blijkbaar een hoogere was.

Dat zal stellig beteekenen: „Schip verloren?" dacht meester Hans en deftig knikte hij met 't geleerde hoofd en antwoordde „Crabble propal!" met een zekerheid, alsof hij al zijn leven Russisch had gesproken.

Intusschen trad de hoofdman op Heemskerck en De Veer toe en klopte beiden vriendelijk op den schouder als blijk, dat hij ze nog kende van een vroegere reis. Maar het verschil was groot! Toen op een kleine vloot van zeven goed uitgeruste schepen, nu vermagerd en uitgeteerd in twee armzalige vaartuigjes.

„Crabble propal!" zei de barbier nog eens, om ook aan den schipper en den bootsman te laten hooren, dat hij Russisch sprak.

Doch de Rus gaf hem verder geen antwoord, maar