Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/181

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
162
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

op zijn manier Russisch sprekend:

„Crabble propal!

Altijd dobre; no dobre meer, maar kwas!"

De Russen lachten om zijn potjeslatijn.

„Ja, ja, lachen jullie maar; maar je kwas is lekker, dank je wel, hoor!"

Ook de anderen vonden allemaal den drank heel smakelijk, nadat ze er van geproefd hadden. Maar toen ze een oogenblik later zagen, dat het goedje bereid werd door verschimmelde stukken brood te laten gisten, was er niet één, die het meer lustte.

„Weet je wàt," zei Jacob, „nu de kwas mij niet meer smaakt heb ik er hier genoeg van en wou ik wel eens wat meer landwaarts in. Misschien vinden we daar nog wel wat lepelblad. Want mijn scheurbuik is nog lang niet over. En jullie zijn er ook niet vrij van, zou ik meenen. Tenminste als ik afga op de leelijke gezichten die je onder het eten trekt.—Wie heeft er dus lust om mee te gaan?"

Nu, de meesten hadden wel zin in zoo'n tochtje en gingen dus met hem op weg.

Lepelblad konden ze echter nergens vinden. Wél ontdekte Jacob eindelijk een soort van blauwe bessen, waar hij al dadelijk verbazend veel trek in had.

„Sakkerlijsjes!" riep hij, „wat zien die dingetjes er smakelijk uit!" Meteen plukte hij een handje-vol, blijkbaar met de bedoeling ze gretig op te peuzelen!

„Doe het toch niet, jongen!" waarschuwde meester Hans. „Ze mochten eens vergiftig zijn!"

„Vergiftig?... Drommels!..." Jacob krabde zich achter het oor. Daaraan had hij heel nog niet gedacht! Maar die bessen zagen er toch zóó begeerlijk uit...

Hij keek er naar, weifelde, keek nog 'ereis en zei eindelijk: „Nou, ééntje zal toch zeker wel geen kwaad kunnen!..." Meteen ging de grootste die hij in zijn hand zag liggen, naar binnen.