Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/67

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
60
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

De arme zieke, die met de meeste onderworpenheid al die verschillende mengsels geslikt had, liet zich ook nu weer met de grootste gelatenheid als in zuurdeegverbanden leggen. De meester bond hem zuurdeegpap aan de voeten, zuurdeegpap op de beide polsen, zuurdeegpap om het hoofd, maar ofschoon de patiënt zoo 24 uren ingepapt bleef, nog altijd wou de koorts niet wijken.

Hans Vos werd radeloos!

„Kon ik je maar aan 't zweeten krijgen, maat!" mompelde hij bij zichzelf. Maar ofschoon hij den zieken timmerman onder wel zeven berenhuiden begraven had, van zweeten was geen sprake.

De meester schreef dat aan de geweldige kou toe. Den dag, toen de baas ziek geworden was, vroor het dan ook in volle zee wel twee vingers dik. Gaandeweg was de kou nog zóó toegenomen, dat de kombuis beneden in het ruim moest gebracht worden, omdat boven alles bevroor, schoon er een vuur gestookt werd, of men een os wilde braden.

Bij zóó'n felle kou was het niet doenlijk, meende Hans Vos, een patiënt behoorlijk aan 't transpireeren te brengen en zonder dàt achtte hij ook zijn genezing niet mogelijk.

Ondanks, misschien wel dóór al die medicamenten, nam de koorts toe met den dag. De zieke deed maar niets dan huiveren en trillen. Maar zie, aan den morgen van den negenden dag begon hij opeens geweldig te gloeien.

„Ha, éindelijk!" riep meester Hans verheugd. „Als de drommel nu drinken, kameraad!" en haastig hield hij hem een roemerken met alweer een ander mengsel onder den neus.

Maar de zieke bleek totaal buiten kennis en begon weldra te ijlen, dat de omstanders er naar van werden.

't Was wel te merken, wat gedachten de arme man