Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/87

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
78
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

per of stuurman Barentsz was, dan liet ik die naden toch dicht maken. Aan boord zijn nog wel zeilen en..."

„Jawel, vrindje, maar zoo'n zeil zal toch al bitter weinig helpen."

„O, zeker, schipper, het zeil alléén geeft niet veel, maar kijk, dacht ik, als we dat zeil dan eens met nat lekzand bestrooiden! Dat dringt natuurlijk dóór en als het daarna bevriest, wel, dan vriest het met zeil en al aan de planken vast en ons dak is zoo dicht als het maar kan."

„Je bent een slimme bol, manneke!" zei de schipper. „Dat is heusch een goed idee, hoor!"

„Gans elementen, jongen, je bent toch gewiekster dan ik dacht!" riep meester Hans verrast uit. „Jammer dat we zoo weinig tijd hebben tegenwoordig, anders moest ik je in de geneeskunde onderwijzen."

„Pas op, meester, denk aan de negergeschiedenis!" spotte Claes Andriesz.

„Nu, nu, al genoeg gekald," zei de schipper. „Laten we maar liever dadelijk het denkbeeld van den scheepsjongen tot uitvoering brengen. Vooruit, mannen! één slee naar boord om zeilen te halen, twee sleden naar de kloof, waar de timmerman begraven ligt!"

Toen de sleden terug waren en men het dak overtrokken en met lekzand bestrooid had, was ook de dag al weer voorbij.

Het wáren dan ook bijna geen dagen meer! Wat zich nog in het schip bevond werd dus, in de weinige uren dat de zon nog verscheen, met de grootste haast van boord gehaald en in de hut voorloopig maar door elkaar gezet, zoo het best uitkwam. Later zouden zij gelegenheid genoeg hebben, om alles behoorlijk te ordenen.

Want ja, dat was wel heel treurig voor hen: De zon ging al vroeg heen en liet steeds langer op zich wachten. Die laatste dagen echter, vóór ze wegging, was de verlichting wonderbaar heerlijk; nog nooit was