Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/119

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

103

jonge waternootspruitjes kunnen niet aan de oppervlakte komen, ze kwijnen weg door gebrek aan lucht en licht en brengen het niet eens zoover, dat ze bloesem of nieuwe knoppen kunnen vormen. Zoo is hun geslacht verdrongen en uitgestorven, gelijk in 't verre westen de roode man en de bison verdwijnen als 't bleekgezicht zich eenmaal vertoond heeft!

Nu is de vraag: heeft de Nederlandsche flora bij den ruil gewonnen? Wij zagen reeds, dat Elodea lastig kan worden voor de scheepvaart en dat is mij van de waternoot nooit ter oore gekomen.

Aan den anderen kant is de waterpest een heel aardige aanwinst voor het aquarium, waar hij gemakkelijk gekweekt kan worden. Doe maar als de professor; neem een stukje bebladerden stengel en gooi dat in 't water. In weinige dagen ontwikkelen zich witte draadachtige wortels, die den zandbodem van uw bekken opzoeken; al heel spoedig vertakt zich 't stengelbrokje, en de smaragdgroene stelen met de eenigszins donkerder bladeren slingeren zich bevallig door 't water en schijnen het met een groenen glans te verlichten. Werkelijk wordt het water door de plant verhelderd. Gij kunt de proef er van nemen, door vóor het planten van waterpest het water van uw aquarium opzettelijk troebel te maken, d.w.z. er vuil water in te gooien, want uw bodemzand zal wel zoo schoon zijn, dat het omroeren er van geene "troebelen" veroorzaakt. Gij hebt dan — natuurlijk met een zelfmoordenaarsgevoel — vuil water in uw aquarium gedaan, en daarna Waterpest — erger kan het haast niet, zult ge denken — , maar binnen vierentwintig uren is het water zoo helder als kristal en de plant glanst als een edelsteen. Waar het vuil gebleven is? Dat blijft voorloopig een raadsel.

Het spreekt van zelf, dat de waterpest dit zuiverend vermogen