153
even boven het water uit, een of twee centimeter; maar de nog niet geheel ontwikkelde knoppen liggen gedeeltelijk nog in het water, een weinig schuin. Omlaag, tusschen de bruine stelen schieten heele scholen vorentjes voorbij, duistere, spookachtige gestalten. Voor horizon hebben we een dichten rietzoom, waar boven de warme lucht trilt en van waaruit van alle zijden het gezang der karakieten ons tegenklinkt. Binnen de rietzoom niets dan bloemen en plekjes water, blauw, doordat de blauwe lucht erin spiegelt, Duizenden witte plompen, maar ook gele, die vallen niet zoo in het oog, al is hun aantal misschien grooter.
Ze hebben dezelfde bladeren, maar de bloemen zijn veel kleiner en minder schoon. Ze zijn wat zuiniger, wat de kroonbladen betreft. Vijf kleine blaadjes of eigenlijk buisjes, honigbuisjes, is alles wat er van de kroon over is en de kelk moet nu de eer van de bloem redden; die is wat grooter en aan de binnenzijde heldergeel, zoodat een beginner in de bloemenwetenschap hem voor de kroon zelve gaat houden, en denkt dat een kelk ontbreekt. Waarom die vijf heldergele blaadjes nu toch kelk moeten heeten? Laat ons bootje maar in een veld gele plompen drijven, dan zult ge het zien.
Gij weet, dat de plantkundigen onder kelk verstaan: een of meer meestal groene blaadjes, die het buitenste bloembekleedsel vormen en voornamelijk tot taak hebben, de bloem te beschermen zoolang ze nog niet geopend is.
Zie nu eens om u, daar drijven tien, twintig knoppen van onze gele plomp, ze zijn allemaal groen, het knopomhulsel wordt gevormd door vijf groene blaadjes, die met de randen over elkander sluiten. Opent ge een jonge knop, dan zijn die blaadjes aan de binnenzijde nog groen, bij grootere echter geel, zoodat, als de knop zich opent, vijf gele blaadjes te zien komen, die echter aan de kant naar het water gekeerd nog groen zijn, — herinnering aan hun kelktijd.