Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/38

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

26

Laten wij liever het blikken knijptangetje gebruiken; dat is verstandiger. Zie zoo, leg hem nu recht op het water, wip! heb je het gezien? Hij heeft zich met een sprongetje onderste boven gegooid en zwemt snel op zijn rug naar beneden. Bijna altijd beweegt hij zich op die wijze door het water; zoo ziet ge, dat om de doelmatige inrichting te begrijpen, het ook noodig is, de levenswijze te kennen; weinig slootdieren, of het moest de schaatsenlooper zijn, (fig. blz. 41) hebben zoo'n gepasten naam als deze ruggezwemmer en weinig ook zoo'n zonderlinge manier van zich voort te bewegen.

O, alleen maar de manier na te gaan, waarop de waterdieren zich door of over hun element bewegen, is al zoo'n interessante natuurstudie. Neem honderd slootdieren van verschillende soort en ge vindt er geen twee, die het op de zelfde manier klaarspelen; als overal in de natuur, is hier onmetelijke rijkdom in vorm en middelen, eindelooze afwisseling, die de studie tot een genot maakt.

Maar op elk uwer vragen, hoe is dit of dat mogelijk? b.v. dat de waterslak onderste boven tegen de lucht of de oppervlakte van het water voortkruipt — zult ge niet altijd een antwoord kunnen krijgen; het maakt de natuurstudie evenwel niet minder prettig, dat er nog zooveel raadselen op te lossen zijn.

Soms ook kunt ge geen naam vinden voor een manier van voortbewegen.

Zoo is er een goudgroene, langwerpige land- of eigenlijk een oeverkever, waarvan de larven zich onder water verpoppen: donacia heet hij; (zie teekening blz. 17) ge vindt hem in Mei bij honderden aan rietstengels; in een boekje (dat op dit volgt) zullen we hem met andere dieren, die meer aan den kant van de sloot voorkomen, zooals kikvorschen, salamanders, ringslangen enz. uitvoerig bespreken;