Pagina:Heimans&Thijsse1895InSlootEnPlas1stEdition.djvu/61

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

45

chitine-huid is nog week als was en bijna even geel; zijn pooten nog te zwak om te roeien of te kruipen, zijn vleugels nog niet droog genoeg.

In twee of drie dagen is hij donkergroen van kleur geworden en voelt hij zich sterk genoeg, om de aarde die hem van het water scheidt, op zij te ruimen en in zijn element den kost te zoeken.

Precies zoo gaat het in de sloot toe. Wordt hij daar niet op het laatste oogenblik verrast door een waterrat of mol, die aan de sloot zijn drinkgang komt aanleggen, dan is hij straks even bekwaam in het grijpen van zijn prooi, in het zwemmen, duiken of vliegen, als zijn soortgenooten, die al veel eerder ontpopt zijn; een les heeft hij van hen niet noodig, al wordt hij, al doende, slimmer en handiger. Zijn jeugdige leeftijd is voor de ingewijden in de mysteriën van een moddersloot alleen kenbaar aan zijn lichtere onderzijde en de bijzonder sterk glanzende dekschilden.

En de voortplanting van de pikzwarte? "Dat zal zooveel verschil niet zijn," zegt ge wellicht, even goed als ik vroeger. "Eieren leggen, larven uitkomen, vervellen, groeien en nog eens vervellen, dan verpoppen en uitkomen, — dat liedje kunnen we al van buiten!" Precies, maar ge kunt dan even zoo goed zeggen dat het leven van alle menschen zoo ongeveer gelijk is; geboren worden in dit jaar, kind, jongeling of meisje, volwassen, dan oud worden en sterven tot besluit in dat jaar, zoo ging het Napoleon en zoo ging het Rembrandt, maar toch met verschil, niet waar? Ja, was er niet veel meer op te merken in de geschiedenis van de Menschen of van de Natuur, dan was het werkelijk niet de moeite waard algemeene, vaderlandsche of natuurlijke historie te studeeren.

Evenmin als het leven van alle menschen gelijk is, evenmìn en nog veel minder is dat het geval met twee diersoorten,