Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/100

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

78

u duidelijk worden, waardoor het de bladeren zoo gemakkelijk valt met alle winden mee te waaien. Gij herinnert u nog wel waar de knoopen van het riet zitten. Goed. Aan elke knoop is een blad vastgehecht; en nu ziet gij, dat zoo'n blad grooter is, dan ge op het eerste gezicht misschien gedacht hebt.

Behalve het spitse windvaantje vinden wij nog een buisvormig gedeelte, dat de rietstengel geheel omsluit. Op de laatste teekening van dit stuk is dat pijpje de mast van het schuitje. Dit pijpje maakt het mogelijk dat de bladeren draaien; het kan gemakkelijk verwrongen worden, zoo zelfs, dat het vaantje bijna een heele wending om de stengel maken kan.

Met die draaiende beweging bereikt het rietblad tweeërlei voordeel: 1°. de wind kan de kracht, die hij noodig heeft gehad, om het blad te draaien niet meer gebruiken, om het te vernielen, en 2°. het vaantje komt te liggen in de luwte van de rietstengel. Dat is heel aardig ingericht en de broedende karrekiet behoeft maar even omhoog te kijken om te zien uit welke hoek de wind waait.

Doorsnede van een blad van egelskop,
dicht bij de voet.

 

Andere planten redden het weer op een andere manier. Hier staat bijvoorbeeld een groepje, dat veel op een lischbosch gelijkt,