Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/129

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

107

Eindelijk vermant er zich een en vliegt in razende vaart over de slang heen. Hij ontstelt wel, als hij vlak bij het gevaarlijke dier is, maar hij durft toch wel, terug te keeren, om nog eens over de vijand heen te suizen. Zijn voorbeeld moedigt de anderen aan en weldra ruischt de eene onderzoeker voor, de andere na, over uw kostbare bezitting. Als gij die op prijs stelt, moogt ge nu wel zorgen, dat de vogels er niet bij kunnen komen, want een musch is zoo slim als een mensch, of nog slimmer, en heeft gemiddeld maar vijf minuutjes noodig om de onschadelijkheid van een schrikmiddel te doorgronden.

Zet hem dus maar weer op uw fuchsia. De schrik—want hij is natuurlijk net zoo goed geschrokken, als de musschen zelf—schijnt zijn eetlust anngewakkerd te hebben, althans hij eet zes blaadjes achter elkaar op, altijd met zijn fijne kaken kleine stukjes uit de bladrand kervend. Dan gaat hij rusten, doch ditmaal niet met half opgericht voorlijf, zooals wij van hem gewend waren. Hij ligt, of liever hangt languit op een tak. Zou hem iets schelen? Ja, hij heeft een lastige kwaal, niet meer of minder, dan een onweerstaanbare behoefte, om uit zijn vel te springen.

Dat gebeurt dan ook werkelijk. Zijn rug scheurt open even achter de oogvlekken, en daaruit kromt zich zoowaar een nieuwe rug omhoog. Een oogenblik later komt het slangenkopje uit de opening te voorschijn, dat strekt zich uit tot een domme, goedige olifantssnuit en nu kruipt sinjeur rups, in een nieuw pak gestoken, uit zijn oude huid te voorschijn, niet eens de moeite nemend, om die behoorlijk op te eten, zooals sommigen van zijn natuurgenooten zich wel verplicht gevoelen te doen. In 't nieuwe pak gaat hij nu nog een paar dagen door met eten, maar dan wordt hij weer lusteloos en onrustig. Geen trek in eten meer, ja, wat erger is, hij maakt zich zelfs gereed, om zijn voederplant te verlaten.