Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

7

Doch evenals tusschen het riet bij nauwlettender toezien de blauwe vergeetmijnietjes, de fraaie zwanebloemen en het sierlijke pijlkruid zich vertoonen, zoo zijn ook in het schijnbaar eentonige en veel verachte lied van een riefzanger soms toonen en passages op te merken, die aan de beste zangers herinneren.

We hadden geen haast en genoten dus zooveel van de rietstraat, als we maar konden.

Op een plek, waar het riet een plaatsje had ingeruimd voor een paar elzen en berkjes en een enkele lijsterbes, hielden we een half uurtje stil, om te luisteren. Karekieten vlak bij ons in 't riet, telkens te zien, als ze voor een oogenblik zingend omhoog vlogen — ook groote karekieten, met sterker toon; dan, bij het boschje een lied — zoo zoet en zacht en kweelend, met herinneringen aan leeuwerik en nachtegaal tegelijk—dat was van de boschrietzanger — daartusschen een recht en helder sie, sie, sie, sieiiet, in de elzen, van de rietgorzen, verderop weer een gezang, herinnerend aan iemand, die erg graag heel gauw wat vertellen wil, maar niet recht weet wàt, en 't is toch zoo aardig, zie je — dat is de moeras-rietzanger.

Er komt geen eind aan, en ik geloof, dat Young daar verder de heele dag wel had willen blijven, om te luisteren naar al die oude bekenden, die altijd toch weer nieuw zijn, en fluisterende opmerkingen te maken over deze en gene zanger: hoe de boschrietzanger hêm toch een heel ander lied schijnt te hebben dan het spotvogeltje in onze parken, en hoe sommige schrijvers toch op het idée hebben kunnen komen, om de moeras-rietzanger als zanger naast of zelfs boven de nachtegaal te plaatsen, en of we van avond kans op nachtegalen zouden hebben, enzoovoort.

Dan weer begon hij over die prachtige lisschen, wel honderd bloemen in een struik, en de zwanebloemen, die al rijk