Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/20

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

8

in bloei stonden, zoo vroeg in het jaar, evenals het pijlkruid, dat ook een paar weken vooruit was, en of ik nu ook niet dacht, dat zulk een kleurrijke, schitterende omgeving een reden voor de boschrietzangers zou kunnen zijn, om mooier te zingen dan de karekiet.

Want Young schat zijn vogels heel hoog en is van meening, dat wezens, die zoo vrij en beweeglijk zijn, zulk warm bloed en zulke uitstekende zintuigen hebben, ook niet geheel ontbloot kunnen zijn van gevoel en verstand.

Eindelijk begon ik toch ongeduldig te worden, want de zon was al door 't Zuiden heen, waarom ik Young voorstelde, zijn diepzinnige beschouwingen tot den avond te bewaren en nu op te trekken naar de baardmannetjes. We moesten de boot nu maar eens een goed zetje geven, om weer gauw in het wijde water te zijn.

Young was dadelijk bereid en weldra toonde "de Steek" zijne uitmuntende hoedanigheden. Want zoo heel gemakkelijk is het niet, een boot door een rietsloot te krijgen. Roeien gaat niet: daarvoor is de sloot te smal, wrikken nog minder, daar zorgen de waterplanten wel voor. Er blijft dus niets anders over, dan te boomen, en dat valt tegen, want het rietland is geen land. Zet ge de boom flink erin — dan duwt ge onmiddellijk door de bodem heen — de stok vindt geen steun in het netwerk van wortels en spruiten. Het eenig doenlijke is dus achteraan in de slootbodem af te zetten — en dat konden we nu in "de Steek" dank zij de breede achtersteven met ons tweeën tegelijk doen. Het was een heerlijk snelle beweging; de boot stoof over 't water — over alle hinderpalen heen, want hier en daar waren brokken riet en lischdodden omgevallen en versperden bijna de weg.

Ja, — op het eind was de sloot dicht; een stuk land was losgezwaaid en sloot de uitgang geheel af. Maar zoo waren we gaande, dat we ook dwars door dat riet meenden te