Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

9

kunnen streven — ofschoon we niet wisten, hoe breed het brok land was; met een fiksche zet schoof "de Steek" er geheel bovenop en — bleef zitten. Door de schok raakte het brok land, de krag — zelf weer in beweging en we dreven op het "Wijde vlak", gedragen door het rietland zelve.

Young schaterde. "Waar zijn nu je baardmeesjes?"

We zullen ze besluipen. Drie wilgen waren flauw zichtbaar achter de oostelijke oever van het rietmeer. Van daaruit was ik de vorige week het rietland binnengedrongen; het kwam er dus maar opaan, onze boot zoodra mogelijk in die richting te brengen.

We besloten "de Steek" op het drijvend eiland te laten en dan te zien zoo in de wind omhoog te komen, dat we, later afdrijvend, juist voor de wilgen belandden.

Zoo gezegd, zoo gedaan. Het was geen gemakkelijk werkje, maar toch slaagden wij erin, met inspanning van alle krachten ons bootdragend eiland een honderd meter naar het Zuiden te werken. Toen lieten we het aan zijn lot over, want naar alle berekening moest het nu op de gewenschte plek aankomen.

Het half uurtje, dat we zoo drijvend doorbrachten, besteedden we aan een grondig onderzoek van ons domein.

Ik kan nu juist niet zeggen, dat de bodem betrouwbaar was — maar op natte voeten mag bij een dergelijke gelegenheid niet gelet worden.

Riet was de hoofdzaak, maar aan twee zijden — blijkbaar de niet afgescheurde kanten, de oude oeverrand — was een gordel van lischdodden en bastaardwederik, waartusschen ook weer lisch en egelskop opschoot. De bodem zelve was een warboel van half vergane rietstengels en bladeren, waarover een fijn, dunstengelig, groen mos woekerde. Lager was het zwart slik en taaie draden, waartusschen de stokkerige rietwortels te voelen waren. Tot onze groote spijt vonden