Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/191

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

169

graswortels gevormd, laten het water doorzakken en vangen het stof op; de doode planten vergaan er tusschen tot teelaarde; een taaie korst van groene zoden, die trilt onder de pooten der hollende kalveren, dekt de weeke halfvergane moswereld.

De berken en elzenboschjes zijn al lang tot de wortel toe afgeknapt.

Straks komt de man met de spade, die van het lage land zoden steekt voor tuinrandjes in de stad; na een jaar of wat ligt de veengrond weer bloot, veel natter en lager dan vroeger, want de bovenste lagen hebben de onderste in de loop der tijden in elkander gedrukt; onder de zodenkorst groeide niets meer, en het bruine water staat er boven.

Baggeren en turftrappen!

Over een poosje gaat het mos, met alles wat er in leefde en tierde, als turf de kachel of de bakkersoven in. Een welbesteed leven, en nog nuttig na het sterven.

Als de streek zoowat uitgeveend is, halen de baggerlui zand of klei uit de diepte op in plaats van veenmodder. En de veenplas blijft een paar jaar het zonlicht weerkaatsen, effen als een spiegel; tot de stoommachines komen en er een polder van maken met ringdijk en vaart; of wel, de plas blijft onbemalen, watervogels brengen rietzaden en vruchten van waterplanten over, uit andere oudere plassen.

Het riet begint van de kant, of van een ondiepe plaats zijn veroveringstocht, kraggen drijven hier en daar, een of meer van de vele veenmossoorten vertoont zijn fijne blaadjes, lokt zaden van voornamere planten, en biedt aan kleine dieren een schuilplaats; de humus-zuren beletten de verrotting en.... straks is het stille, en toch zoo grootsche werk der landvorming weer in volle gang.

En niet alleen in het rietland leidt het mos de landvorming in; andere soorten van die onaanzienlijke plantjes