Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/193

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

171

Goed, maar leg eerst eens een smal latje dwars over de schotel.

Waartoe dat dient? Dat zal ik u zeggen. Leg op eenige van de blaadjes, of eigenlijk op de gesteelde knopjes van de drosera-plantjes links van het stokje, een heel klein stukje rauw vleesch of een brokje gekookt eiwit, en laat de andere helft van de schotel aan zijn lot over. Een rare manier van doen, hè? Ga nu, als het geen vrije dag voor u is, aan uw dagelijksch werk, en kijk als ge thuis komt, of klaar zijt met uw werk, eens eventjes naar de plantjes, waarop ge vleesch of wit van ei hebt gelegd.

Had ge dit verwacht? De steeltjes met dauwparels zijn gebogen naar het midden toe, om het even of het stukje vleesch op de middenste of op de buitenste steeltjes ligt.

Sommige vertoonen aan één kant buiging, dat zijn die, waar 't stukje niet in 't midden ligt; van andere staan de steeltjes alle naar t midden gekromd. De plantjes rechts van het latje vertoonen niets van deze beweging; het vleesch en het eiwit zijn ongetwijfeld de oorzaak ervan.

Laat ze met rust en kom van avond of morgenochtend eens terug. De steeltjes zijn nu niet alleen gekromd, de blaadjes zelf zijn dubbelgevouwen; van vóór naar achter of van rechts naar links; bij die, waar 't stukje eiwit op de rand lag, is dit naar het midden geschoven en geheel omklemd door de roode steeltjes; ge kunt het nauwelijks meer zien.

Ondertusschen is de dauw er niet minder, eer meer op geworden; waar de blaadjes een gevouwen zakje vormen, ziet ge zelfs een groote vocht-droppel rondom het stukje vleesch; had het eerst de vorm van een dobbelsteentje, nu is 't al een balletje geworden.

Ge raadt natuurlijk dadelijk wat dit alles beteekent, de zonnedauw is een vleeschetende plant, die daarbij bovendien