Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/194

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

172

nog bewegingen uitvoert; zulke planten zijn er niet veel. De gevouwen bladeren vormen een maag, die het voedsel verteert, bijna op dezelfde wijze als uw eigen maag dit doet.

Gij ziet het stukje eiwit steeds kleiner worden, maar niet verrotten of bederven; na een paar dagen is het geheel opgeteerd; het gevouwen blaadje strekt zich geheel plat uit; als het niet te oud was tenminste. De ingebogen steeltjes strekten zich op hun beurt ook uit in de vorige stand, en het blaadje is weer net als vóór de voedering, maar.... droog.

Eerst over een dag of wat zullen de dauwdroppels terugkomen; dan moet ge de proef op hetzelfde blaadje niet te spoedig herhalen, anders sterft het af. Met flinke tusschenpoozen, van een week bijvoorbeeld, kan het wel vijf of zesmaal eten.

Houdt ge een poosje met de voeding vol, dan bemerkt ge wellicht ook verschil tusschen de planten aan weerszijden van het latje. De niet gevoederde ontwikkelen niet zooveel nieuwe bladeren en de bladeren die er gevormd worden, blijven klein; bij de gevoederde komen al heel gauw bloeistengels te voorschijn, bij de anderen eerst veel later.

Toch mag uw proef niet op de naam van wetenschappelijk aanspraak maken, want vergeet niet dat in het mos, waartusschen de niet opzettelijk door u gevoederde plantjes liggen, ook levend, dus dierlijk voedsel aanwezig was. Daarin krioelde het van kleine vliegjes, muggen en kevertjes, die de drosera tot voedsel verstrekten; eerst als die alle opgeteerd zijn, kunt ge verschil opmerken.

Dan blijkt het, dat de talrijke insecten, die de drosera vangt, wel degelijk voor de plant van nut zijn; dat hij behoefte heeft aan dierlijk voedsel.

En dat in de natuur de zonnedauw veel van dat voedsel gebruikt, kunt ge vooral op een zonnige warme voorjaarsdag