Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/196

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

174

blijven ze niet zoo lang omgebogen, als wanneer er een vliegje of een stukje eiwit te verorberen is.

Als ge de plantjes in uw schotel goed verzorgt, en vooral niet overvoert, kunt ge allerlei interressante proeven er mee nemen; dan wordt ge ook gewaar, dat het lekkerbekken en fijnproevers zijn, die het eene voedsel veel gauwer inpakken dan het andere; ge probeert ze natuurlijk ook eens te foppen, b.v. door een stukje steen of glas op de pareltjes te leggen; daarbij bemerkt ge dan al dadelijk, dat ge niet met heel verstandige plantjes te doen hebt, want de steeltjes buigen zich ook over een glassplinter samen; maar dat duurt niet lang; ook scheiden ze, wanneer ze gefopt worden, lang niet zooveel vloeistof af. Ze krommen zich terug, worden droog en wachten tot wind of regen het splintertje zullen verwijderen.

Er is nog zoo'n moorddadige plant, die ook, soms in het laagveen, op insecten loert. Dat is het vetkruid, pinguicula, is zijn latijnsche naam. Hij is op het omslag van dit boekje afgebeeld. Zooals hij daar staat met zijn bescheiden, vioolkleurig bloempje, dat sierlijk wiegelt op zijn lange steel, zou men het hem niet aanzien, dat honderden levende wezens, al zijn het van de kleinste, op zijn bladeren hun graf vinden.

En toch is dit zoo; die bladeren scheiden ook al een lijmachtig vocht af, dat bovendien sappen bevat, die allerlei dierlijke en ook plantaardige stoffen kunnen verteeren; elk blaadje is alweer een maag voor 't plantje. Ook voert het daarbij bewegingen uit, maar dit gaat zoo langzaam in zijn werk, dat het niet zoo licht in het oog valt, als bij onze zonnedauw.

De randen van de bladeren, die plat op de grond liggen, buigen zich langzaam om de prooi heen en ze spreiden zich weer vlak uit, als het insect is verteerd.

Ik zou u heel veel van dit plantje willen vertellen, maar