Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/198

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

176

te onderzoeken en zoo mogelijk in zijn verzameling te plaatsen; zijn herbarium besloeg kasten en kamers; maar onze Goethe, de groote dichter, stelde zich niet tevreden met de kennis van het uiterlijk, hij wilde er meer van weten, hij vermoedde geheimen in de levende plant; hij was een van de eersten, die vroegen: waartoe dient het, dat dit of dat dier, die of die plant zulke organen heeft, terwijl andere planten of dieren ze missen? Als de planten zoo en zoo, en verschillend gevormd zijn, dan heeft dat een beteekenis. Hij drong er diep, heel diep in door; soms te diep voor een mensch, zoodat hij er niet meer uit kon komen.

Aan een vriendin te Karlsbad schreef hij eens: "Het boek der natuur begint leesbaar voor mij te worden; lang heb ik alleen de letters gespeld, maar nu is mijn stil genot ook onuitsprekelijk groot."

En hij ging in Juni van 1795 opweg, om met haar van gedachten te wisselen over de studie, die toen al zijn tijd en gedachten in beslag nam.

Onderweg ontmoetten zij, (zijn vriend Knebel maakte de reis mee) een jongen van een jaar of 17, die planten zocht. Goethe maakte zich bekend en liet hem de plantenbus uitpakken; de jongen bleek er heel wat van te weten.

Hij kende vindplaatsen van planten, die Goethe tot nu toe vergeefs had gezocht, en de dichter van Faust noodigde de jongeling uit, samen de reis naar Karlsbad te doen; voor welke eer deze natuurlijk niet bedankte.

Zij trokken in een open wagen door het Fichtelgebergte en stapten uit, als er iets in 't gezicht kwam, dat hun nieuw of belangrijk toescheen.

Tusschen de Ossenkop en de Sneeuwberg zagen zij in de diepte een nauw moerassig dal. Van boven bemerkte Goethe een purperroode vlek in het lichtgroene mos.

Men stapt uit en daalt af. De vlek wordt grooter. Over