Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/205

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

183

met een vloeistof; in die kleurlooze vloeistof liggen twee fijne bolletjes, of eenigszins langwerpige, platte schijfjes. Die kunt ge niet zien, of ge moet het kommetje naar beneden buigen. Dat gaat bizonder gemakkelijk, haast vanzelf bij de minste aanraking. Daarbij bespeurt ge, dat er twee draden in hangen. Die draden verloopen naar boven, en verdwijnen in twee langwerpige spleetjes.

Raak nu met een potloodpunt of met een fijn grassprietje de bolletjes aan, of druk, niet al te voorzichtig, onder tegen het kommetje; wacht één of twee seconden; trek terug!

De bolletjes blijven aan het grassprietje kleven: het vocht verhardt blijkbaar in de lucht. De draadjes gaan ook mee, maar... daar komen uit de spleetjes twee witte lichaampjes voor den dag, die stokstijf op het fijne sprietje blijven staan. Ze werden door de draadjes meegesleurd.

Houd nu een paar seconden uw sprietje in 't oog.

Kijk, de gele klompjes en het bovenste deel van 't stijve draadje beginnen vóórover, nooit achterover, te buigen. Dat klompje is een verzameling van stuifmeelpakketjes; die hangen onderling weer met rekbare en toch brooze draden samen.

Kijk, ze maken nu al een rechte hoek met het onderste deel van het draadvormig steeltje; verder komen ze niet.

Wat vallen die donker-purperen vlekken op de lichtere grond sterk in 't oog; die kribbel-krabbige-teekeningen op de onderlip en de opstaande zijblaadjes van de bloem; het lijkt wel arabisch letterschrift.

Wat die beteekenen?

Dat is het honingmerk; het insecten-alphabet heeft nog veel meer letterteekens dan het arabisch, geen wonder, dat wij het niet zoo gemakkelijk ontcijferen kunnen; maar de bijen, hommels en vliegen, lezen van het opschrift op het uithangbord precies: "komt binnen, komt binnen goeliên,