Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/206

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

184

hier is lekkere honig in overvloed, volgt de stippellijn, dan vindt ge hem dadelijk!"

Al die lijntjes en krabbels wijzen naar de ingang van de spoor; dat zal de beker zijn waarin de gouden nektar fonkelt, zoo denken wij, die het geheimschrift meenen te kennen.

Maar 't is mis; geen spoor van honig in de spoor.

Nu zijn er onder de bloemen meer van zulke bedriegers, die bezoekers lokken, door de schijn aan te nemen, alsof ze overvloeien van honig; en men had lang vrede met de verklaring van zeker iemand, die ik u straks zal noemen, dat deze orchidee een bedrieg-bloem was.

Als ge zoo met de bloem in de hand, een schetsteekening er naast en een beschrijving er bij, de bouw van een orchideeënbloem nagaat, vindt ge het, hoop ik, zoo heel moeilijk niet, de inrichting te begrijpen.

Toch wisten de bekwaamste plantkundigen van een honderd jaar geleden er nog niet zooveel van als gij nu.

Ja, zelfs de wereldberoemde Linnaeus, een van de knapste plantkundigen, die er ooit geleefd hebben, sloeg de plank mis; hij zag dat kommetje boven het vierkantje voor een deel van de stempel aan; en toch had deze geleerde een ontelbaar aantal bloemen nauwkeurig en juist voor het eerst beschreven; zoo ongewoon was hem de vorm van onze orchideeën-bloem.

Maar, nu net honderd jaar geleden leefde er in Spandaw een onderwijzer, Sprengel genaamd, een groot natuurliefhebber; deze stelde zich niet te vreden met planten te zoeken en ze daarna thuis te vergelijken met de beschrijving van Linnaeus of een ander.

Hij bestudeerde zijn lievelingen buiten, in de vrije natuur; hij ging met bloemen en vlinders, en bijen en vliegen om, als met zijn liefste vrienden; kweekte en verzorgde ze,