Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/207

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

185

bracht ze zorgvuldig levend over naar de plaatsen, waar hij ze gemakkelijk kon nagaan.

Bij regen en zonneschijn, bij dag en bij nacht, bij koude en warmte, bestudeerde hij het doen en laten van zijn lievelingen; daardoor kreeg hij een inzicht in het leven der natuur, waarmee hij zijn tijd een kleine honderd jaar vooruit was.

Hij begreep, dat alles wat in een plant of dier is op te merken, de fijnste haartjes aan de bijenpoot, de vlekjes op een bloemblad, een bocht of een plooitje in een meeldraad, een spits puntje aan een stuifmeelknop, een beteekenis heeft voor 't leven van de planten en dieren; al wist hij lang niet altijd het raadsel op te lossen.

Hij was innig overtuigd dat, zooals hij zelf schreef: "de wijze Schepper ook niet een enkel haartje aan de bloem zonder een bepaald doel heeft voortgebracht." Door die overtuiging gesteund, rustte hij niet, vóór hij voor zich zelf een verklaring had gevonden, van een of ander verschijnsel uit het bloemenleven, dat hij had opgemerkt; en die verklaring zocht en vond hij niet in boeken of in zijn hoofd, hij luisterde de natuur zelf de geheimen af; hij gaf uiterst zelden de moed op, gesterkt door zijn godsdienstige overtuiging; bij Sprengel gold het nog letterlijk: De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid.

In 1793, zonderling toeval, juist in het jaar van de bloedige revolutie, verscheen als gevolg van Sprengel's zoeken en vinden zijn boek; getiteld:

"Het ontdekte geheim der natuur in de bevruchting der bloemen".

In dit eenig, dit kinderlijk eenvoudig boek, worden werkelijk voor 't eerst de geheimen van honderden bloemen ontsluierd; maar de ongelukkige toestanden van Europa in het begin van deze eeuw, de jaren van bloed en vuur, gunden de menschen geen tijd voor de werken van vrede en stil genot.