Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/224

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

202

zoo vriendelijk zijn een regeltje te plaatsen in het tijdschrift voor natuurliefhebbers, waarvan de eerste aflevering kort geleden verschenen is. (De Levende Natuur).

Het mos tusschen uw planten moet ge vooral in 't najaar niet weggooien, al is er niets moois meer aan, zet het buiten of in de kelder of op zolder; dat mos bereidt u in 't voorjaar soms allerlei verrassingen.

Maar ook nu het nog zomer is, moet ge voor de andere planten, die er in staan, het mos niet uit het oog verliezen. Dat verbergt vaak allerlei dingen, die eerst later als ze flink aan 't groeien zijn, uw aandacht trekken.

Wat dit voor groene knopjes zijn? O, ik dacht wel dat er waternavel tusschen de mossprietjes zou opschieten, zonder dat ge er iets voor gedaan hadt. Al is de waternavel—of hydrocotile, zooals zijn vreemde naam is,—een vrij zeldzame plant, die we op onze eerste tocht al ontmoet hebben (zie de figuur); in het veenmos komt hij menigvuldig voor; en net als de meeste planten, die daarin wortelen heeft ook hij iets eigenaardigs: als ge hem in een plantkundig boek wilt opzoeken, moet ge bij de umbelliferen, de schermbloemen, kijken, tusschen peen, anijs, kervel en zulke planten; de waternavel is dus een schermbloem, maar—zijn bloemen staan niet in schermen.

Laat hem daarom eens doorgroeien in 't mos, zijn groeien bloeiwijze is het nagaan wel waard; maar gun hem niet al te veel plaats, van tijd tot tijd moet ge kortwieken, want zijn uitloopers zijn stevig en groeien als kool.

Ook in uw tuin wil hij wel voort in een vochtig hoekje; zijn bladeren worden dan evenwel niet heel groot en liggen bijna plat op de grond; geeft ge hem in 't najaar wat veenmos of dorre blaren in zijn voedsel, dan laat hij het volgend voorjaar al vroeg weer zijn kwartjes of zijn guldens over de grond kruipen. Tegen de kou kan hij zoo goed als een