Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/23

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

11

de harde stengels kletteren, als ze opeens een vasten greep deden. Dan weer staken de koppen omhoog, kopjes met onderzoekende, rustelooze oogen en kaboutersnorren — maar het is waar ook, kaboutertjes dragen geen snorren van zwart satijn, lang en puntig en zwarter dan zwart.

Hun geroep was het echte meezen siet-siet; zang kregen we niet te hooren; baardmannetjes zijn dan ook geen zangers van de eerste rang — niet eens van de derde.

Zoo onder het kijken had Young zijn kousen uit- en zijn wandelschoentjes weer aangetrokken; hij wenkte mij toe, zijn voorbeeld te volgen, hetgeen ik ook gewillig deed, ofschoon er niet veel kans op bestond, dat we het nest van ons tweetal zouden vinden. Ze waren nog zoo genoeglijk aan 't snoepen en spelen, misschien hadden ze nog niet eens bouwplannen.

We zetten een noodmast op en bonden een roode zakdoek er boven aan — dat was ook nog een gevolg van Young's nationaliteit, dat hij "bonte" zakdoeken gebruikte.

Daarna legden we de riemen over de geul, die ons eiland nog scheidde van wat we beleefdheidshalve het "vasteland" zullen noemen. Nu meerden we "de Steek" ook nog aan dat vasteland vast en togen op weg.

De baardmeesjes waren al lang verdwenen, maar ze bleven in de buurt, want telkens hoorden we hun ongerust siet-siet. Dat was een goed teeken en we begonnen daarom ijverig en stelselmatig te zoeken, d.w.z, we doorzochten rietstengel voor rietstengel.

Geduld moet bij het werk wezen, en hier was het de moeite waard, want de berichten over baardmeesjes zijn nog lang niet eenstemmig; sommige schrijvers laten ze hun nesten bouwen in hoopen afgemaaid riet, of in rietmatten van eendenhutten; andere weten te verhalen van een hangende woning, kunstiger dan die van de karekiet.

We plasten er dus met goede moed op los en waren in