Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/247

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

221

Ook uitgeknipte vlinders en kevers tooverde hij om de bladeren heen, en maakte zoo werkelijk aardige groepjes. Enkelen van ons mochten het zelf ook eens probeeren; ondertusschen haalde hij uit een groot valies een heele zoo van die mooie doosjes met spatgereedschap voor-den-dag.

Die kostten maar un franc! Dat viel ons leelijk tegen. Maar drie of vier van ons waren rijk genoeg, om zooveel geld te bezitten; die kochten een doos; ik, en een heele troep meer, behoorden niet tot die gelukkigen, die altijd geld op zak hadden, of het voor een lief woordje thuis konden krijgen, zoodat wij op onze neus keken; maar we waren niet gauw verlegen en.... erg spatlustig; we begrepen, dat wij wel eenvoudiger gereedschap konden gebruiken en dan met een dubbeltje al ver zouden komen.

Onze mijnheer kocht ook een stelletje, en zei, dat ieder die zijn thema zonder fout maakte, dat een avond mee naar huis mocht hebben; en zoo werden wij, ofschoon we juist aan een moeilijk blaadje van Van der Hoeven waren, al heel gauw meesters in de kunst. Ik verzeker je, dat er in die tijd wat gespat werd, en... dat menigeen van ons thuis een pak slaag, of tenminste een leelijk standje opliep, omdat hij een tafelkleed of de tafel zelf mee had bespat; en zijn blauwkatoenen kiel en de witte boord eveneens ruim hadden genoten. Ik heb thuis nog een schrift met zulke gespatte teekeningen van varenblâren; sommige heb ik later met de pen bijgewerkt, die zal ik jullie bij gelegenheid eens laten kijken. Ze komen in een boek, waarin ik dit tochtje wil beschrijven.

Maar het wordt hier te warm jongens; de zon brandt lekker, laten we deze moerasvaren uitgraven en dan in de schaduw van dat elzenboschje gaan zitten.

Zie je, wat een dunne, zwarte draden onder aan de varenveeren zitten; dat is de wortelstok; die moet je niet afbreken, maar zachtjes uit het veenmos optrekken. Zoo, rol ze