Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/254

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

228

Zonder vrees voor de booze geesten kan hij daar blijven tot het middernachtsuur sloeg; het giert er en het huilt er wel ijselijk om hem heen, maar het is van machtelooze woede, want de geesten kunnen de kring niet overschrijden.

Juist met het slaan van twaalf begint de varenbloem te bloeien en schittert dan een oogenblik in een helder blauw licht; maar dat duurt slechts één oogenblik. Dadelijk rijpt het zaad, en nu komt nog het moeilijkste.

Dat zaad slaat met de laatste slag van twaalf met zulk een gewicht tegen de grond, dat het er diep in dringt, en, daar het zoo fijn is als meel, kan men het onmogelijk terugvinden.

Houdt nu een man, die het er tot zoover goed afgebracht heeft, een beker en een schotel (die ook op Paaschdag gediend hebben) onder de reeds verdorde vrucht, juist bij het vallen van het zaad, dan kan hij het opvangen; het dringt soms door de beker heen, maar blijft in de schotel liggen.

Onmiddellijk moet hij het met een zuiver witte doek bedekken, onder het uitspreken van drie geheimzinnige woorden, die alleen enkele ingewijden kennen; dan trekt hij op de doek met houtskool de letters H V T Y, zonderdat evenwel zijn hand mag beven van angst bij het afgrijselijk gehuil der nachtgeesten.

Eerst als dit alles overwonnen is, kan de man ongestoord huiswaarts keeren, want de letters bannen de booze geesten; hij hoort ze nog maar heel in de verte huilen als wolven, of gieren en gillen als uilen en vleermuizen; en daarmee heeft eindelijk het varenzaad zijn wonderlijke kracht verkregen, om schatten te doen vinden, inwendige ziekten te genezen, bange droomen te verdrijven en menschen onzichtbaar te maken.

Zoo schreef het volk in vroeger tijden geheimzinnige krachten toe aan allerlei planten, die voor hen iets geheimzinnigs