Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

31

blaaspijpen, panfluiten, natuurlijke mirlitons (vloeipapier overbodig!) penhouders, vliegerstaarten, pijlen, ja zelfs stoombooten, hutten en bruggetjes!

Dan — vechten en jagen schijnt onze hoofdbezigheid geweest te zijn — gaven het pijlkruid en de egelskop prachtige kogels, puntkogels, niet met éen punt, maar met vijftig, honderd puntjes. Ik meen, dat we een afspraak hadden, om elkander niet ermee in het gezicht of op de handen te raken; het was gemeen, als je dat deedt; even gemeen als sneeuwballen maken met steenen erin of beentje lichten, en "scheppen" bij het worstelen.

We waren wel ruwe Germanen, maar we hadden toch al eenige neiging tot beschaving en zachtheid van zeden. Deze bleek ook uit de omstandigheid, dat we handen vol bloemen thuis brachten en alle beschikbare vazen en kannen in gebruik hadden voor onze bonte lievelingen; om nu nog niet eens te spreken van de emmers en kommen, gevuld met de buit onzer vischtochten. Wat een heerlijke tijd en wat een geduldige ouders!

Nu, ons ontbrak het dikwijls ook niet aan geduld. Bijvoorbeeld om eens een goede panfluit te maken, waarop min of meer dragelijk een Wilhelmusje gespeeld kon worden, daar moet je veel geduld voor hebben, en — een scherp mes. Het is een goed werkje voor het voorjaar. We zoeken een paar oude rietstengels, die in de winter bij het rietmaaien vergeten zijn. We snijden ze heel van onder af; als ge de zesde afsnijdt zult ge bemerken dat uw mes mooi bot wordt; het ligt geheel om! Hoe dat komt, zal u geen raadsel blijven, als ge de stengel maar eens goed bekijkt. Hij is geelgrauw, maar op bijna even groote afstanden ziet ge donkerder ringen en in de buurt van die ringen blinkt de stengel alsof hij er verglaasd is.

En dat is hij ook werkelijk; met een puntje van dat