Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/60

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

42

stooten, als we de vogel zien. Zoek maar niet te hoog. Hij moet ergens in die lage wilgenstruik zitten, hoogstens een meter van de grond. Wend niet te spoedig het oog van een takje af, gij moet minstens tien seconden elk plekje bezien, waar een vogel kan zitten; want onze minstreel is ook vaal gekleurd en als hij in een schaduwrijk hoekje zit, kunt ge hem zoo heel gemakkelijk niet zien.

Daar hebben wij hem al. Zooals hij daar zit, met de pooten flink gestrekt, de staart bijna loodrecht afhangend, de rug eenigszins gebogen, het kopje schuin omhoog geheven, heeft hij veel van een zingende nachtegaal of roodborstje. Hij is dan ook een lid van de begaafde nachtegaalsfamilie; wij kunnen hem gerust de nachtegaal van het rietland noemen.

Ik heb gelukkig mijn tooneelkijker meegenomen, neem hem maar eens goed op. Hij lijkt zeer veel op onze goede kennis karekiet; maar als ge goed toeziet, merkt ge, dat de streep boven het oog witgeel, de rugzijde groenachtig, de buikzijde lichter en de pooten vleeschkleurig zijn, zoodat het geheele vogeltje rijker in kleur en helderder van tint is, dan zijn eentoonig neefje.

Maar al leek de boschrietzanger volmaakt op de karekiet, dan zoudt ge toch geen oogenblik er over in twijfel behoeven te verkeeren, wie ge voor u hebt. In liefelijkheid en welluidendheid overtreft het lied van deze rietzanger dat van alle inlandsche vogels. Bijna alle, zelfs de nachtegalen en lijsters laten nu en dan in hun lied scherpe, krassende of heesche toonen hooren. Dat gebeurt bij de boschrietzanger nooit. Ik zeg daarmee nog niet, dat hij als zanger de lijster of nachtegaal overtreft, of zelfs maar evenaart: daarvoor mist zijn lied te veel aan kracht, levendigheid en drift.

Doch al luistert ge uren, steeds ontdekt ge nieuwe schoon-