Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/63

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

45

dus ook tusschen de groote bloembladeren, steken drie tuitvormige gele blaadjes omhoog.

Die drie gele tuitjes en de drie groote bloembladeren zijn van onderen met elkander vergroeid en vormen daar een buis, die precies sluit om de zuil, waaruit de poortgewelven ontspringen.

Deze geheele verzameling staat op een soort van dikke steel, die wel wat van een augurkje heeft, maar hij is glad en min of meer driekant.

Dat augurkje zelf zit weer op een ronde steel, die uit de eigenlijke bloeistengel van de lischplant afkomstig is.

Nu moet het zakmes erbij te pas komen. Snij heel voorzichtig boven aan het augurkje de buis rondom af, zonder de zuil binnen in te raken.

Gij kunt dan de vereeniging van zes bloembladen, drie groote en drie kleine, optillen.

De drie wijduitgespreide poortgewelven maken echter, dat ge ze er niet af kunt krijgen; snij daarom in de hoogte de buis door, liefst door een der kleine tuitvormige blaadjes heen, dan kunt ge het bloemdek (zoo heeten die zes blaadjes te zamen) openen en eraf nemen.

Nu merken we ineens verscheidene dingen tegelijk. Ten eerste, dat er onder uit de buis een vrij groote hoeveelheid vloeistof over onze vingers druipt, met wat doode torretjes erin.

Gij kunt u gemakkelijk ervan vergewissen, dat dit honig is, gevaar is er niet bij; alleen smaakt hij een beetje scherp.

Dan bespeurt ge ook nog de meeldraden, waar ge misschien al vergeefs naar uitgezien hadt. Ze zitten aan lange gebogen stelen onderaan de groote dekbladen vast.

Zoolang de bloem nog heel was, kondt ge ze niet zien, omdat ze verborgen waren onder het poortgewelf, ongeveer een c.M, van de ingang verwijderd. Meteen kunt ge nu ook zien, dat die groote hoeveelheid honig van zoo even