Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

48

kruipt hij 1 cM, ver onder het poortje, waar de helling al gevaarlijk wordt, dan reikt zijn snavel nog op verre na niet tot aan de honig. Maar kijk nu nog eens wat scherper, of neem anders de loupe te hulp.

Snuitvlieg (Rhingia rostrata) vijfmaal vergroot.

 

Onder de snavel ziet ge nu nog een donker staafje, even lang; het lijkt er een beetje uit te hangen. Dat puntje moeten we te pakken zien te krijgen; met de vingers of anders maar met een tangetje — trek nu voorzichtig er aan en daar komt me een heele slurf te voorschijn, die ineen getrokken onder het snavelachtig aanhangsel van de kop verborgen zat. Die slurf, dit zuigtoestel van onze vlieg, is wel 12 mM, lang; daarmee kan hij gemakkelijk tot de bodem van de honigvaten reiken, als hij maar ver genoeg in het poortje doordringt. En dat kan hij zeer goed, zonder gevaar van vallen, want hij is er uitstekend op ingericht, om zich tegen te houden.

Ja, hij heeft klauwtjes aan de 6 pooten: scherpe haakjes waarmee hij zich in het blad kan vastklampen, maar er is nog meer.

Gij hebt wel opgemerkt, dat het grootste deel van de kop ingenomen wordt door de oogen. Die zijn zoo groot, dat zij op de kruin elkander raken. Nu, juist op de kruin, tusschen de beide oogen staan eenige stijve zwarte haren voorover gebogen. Als nu de vlieg zich in 't poortje bevindt, dan