Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/83

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

65

is een laagje trilland met riet begroeid, een onbetrouwbare bodem over een min of meer diepe poel. Het riet kan er ook alleen in de winter bij vriezend weer gemaaid worden; als de vorst uitblijft, dan legt de maaier er een kunstmatige bodem van planken, waarop hij behoedzaam voortschrijdt.

Door licht verklaarbare weetgierigheid gedreven, wil hij wel de diepte van de gevaarlijke poel meten; hij steekt de steel van zijn zeis door het korstje grond, maar die blijkt te kort; een stok, die hij zich in het elzenhout snijdt, kan ook geen grond vinden. En 's avonds verhaalt hij van het gevaarlijke van zijn arbeid en van de peillooze hobbedob.

Vooral mijn rietzanger-hobbedob was berucht om zijn diepte: hij reikte op zijn minst tot het middelpunt der aarde. Ik denk dat hij een meter of acht diep was, wat voor een poeltje van 5 A. oppervlakte dan ook wel een aanzienlijke diepte is en voldoende om de vogels, die er nestelen, een betrekkelijk groote mate van veiligheid te verzekeren.

Waterhoentjes en wilde eenden nestelden er ook, maar koeten niet, want die willen altijd water zien, en dat is in een hobbedob verborgen onder het vlechtwerk van rietwortelstokken met de grond, die zich daartusschen gevormd heeft.

Het was een schilderachtig plekje, juist aan een bocht van de weg, die tot daar toe onder hooge wilgen loopt. Links ligt dan het kleine rietveld in de diepte en daarachter het elzeboschje met zijn geheimzinnige schaduwen.

Ik moest daar dikwijls 's nachts voorbij en hield mij er dan meestal eenige oogenblikken op, om te luisteren naar mijn kleine rietzanger, die tegen middernacht nog altijd vlijtig aan het zingen was.

Mij leek het dan vaak, of de kleine troubadour alle sagen en overleveringen van het peillooze moeras en het sprookjesachtige elzebosch zong. Ver in 't rond was dan geen ander

5