Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/27

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

21

ze waren beide stellig uit de tijd van de Bataafsche republiek, of van de inlijving.

Ik had juist het stuk over de hazelworm doorgelezen, toen Kruiden-Marie met een glas melk kwam aandragen. We gingen nog even zitten. Ik kon de vraag niet weerhouden, die mij, na alles wat ik al door anderen en door haar zelf van de kruidenvrouw had vernomen, telkens op de lippen kwam; en ik vroeg haar rondweg, hoe zij toch al aan die merkwaardige boeken en natuurvoorwerpen kwam.

De oude vrouw keek mij even aan en zei, dat het tijd voor mij was om op te stappen, als ik nog vóór de bui en vóór elven thuis wilde zijn; later zou zij 't mij wel eens vertellen.

Zoo'n avondwandeling van een uur of wat, door een een- zame heistreek, langs een weg, waarvan men alle bochten en zijpaden kent, geeft een heerlijke gelegenheid om over allerlei dingen na te denken. Een snuffende en trippelende egel, een enkele nachtvogel, die als een zuchtende schaduw voorbij vliegt, een schreiende haas of een bunsing, die een muis bespringt, doen iemand wel eens even schrikken, maar zulke geluiden leert men gauw kennen.

Een paar maal opende ik mijn plantenbus, om te onder- zoeken, of mijn levende buit nog wel gaaf tusschen de planten doorwoelde. Daarbij herinnerde ik me weer, wat ik even te voren in het slangenboek had gelezen.

Hazelwormen of hei-alen of blinde slangen willen in ge- vangenschap niet eten, schreef J. van Lier, de maker van ’t boek, dat ik onlangs toevallig eens weer zag, in de bibliotheek van Artis. Hij had ze kikvorschen en hagedissen en kevers genoeg voorgezet, maar te vergeefs; wel veertig stuks waren van honger gestorven. Sommige boeren hadden hem wel verteld, dat ze de hei-aal een worm of een slak hadden zien pakken; maar dat was onmogelijk, beweerde