81
twee lippen, de onderste hangt neer en laat de toegang tot het binnenste van de bloem vrij. Kijkt ge er in, dan ziet ge bij de keel een groote, witte vlek en een. menigte zacht krullende haartjes. De witte vlek wijst de bijen de weg naar de honing; maar ’t is nog niet gelukt, de beteekenis van de talrijke haren in de keel te leeren kennen; misschien scheiden ze een stof af, die insecten lokt; maar die wij, met onze grove zintuigen, niet waarnemen hid Dit gist de onderzoeker, omdat die haren onder het microscoop gezien, verscheidene dikkere, knopvormige cellen dragen.
Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen. |
Stamper en meeldraden in de
kelk; van Pinguicula.
Om de meeldraden en stampers te kunnen zien en de
bestuiving te begrijpen, moet ge de bloem met een speld
voorzichtig overlangs
openscheuren. Dan ziet
ge een toestelletje, zooals
op dit plaatje is afge-
beeld. Ik heb de geheele
paarse bloemkroon weg-
genomen en het toestel-
letje aan en op de vijf-
slippige kelk laten zitten.
In het midden ziet ge het dikke vruchtbeginsel van de stamper, die in twee lobben eindigt; de bovenste stempellob is niet meer dan een smal slipje, dat tegen de kroon aan ligt; maar de onderste is een groote; die vormt een koepeltje over de twee meeldraden.
Die meeldraden hebben een bijzondere, ongewone vorm; het zijn, als ze opengesprongen zijn, twee ondiepe bekertjes op kromme pooten.