Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/109

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

99

vegerij ingericht is. Tal van stijve haren steken uit naar boven; een millimeter of zoo van de top af is zelfs een heele ring van die "veegharen" te zien.

Stempel van een distel-
bloempje, nog
niet open ge-
kruld; even on-
der de krans
van veegharen
zijn de toppen der helmknop-
pen nog te zien.

Doordat de bloempjes van een distelkop zich niet gelijktijdig ontwikkelen—de buitenste zijn altijd vroeger klaar dan de binnenste—is het makkelijk genoeg, de verschillende achtereenvolgende bloei-toestanden tegelijk waar te nemen.

Eerst is het bloempje dicht, de vijf slippen van 't klokje precies tegen elkander aan. Terwijl dit nog zoo is wordt binnenin de meeldradenkoker het stuifmeel uitgestort. De stijl is nog zeer kort en reikt met zijn behaarde top juist tot onder in de meeldradenkoker. Nu gaat 't bloempje eigenlijk open; de vijf slippen spreiden zich uit. Dan gaat de stijl groeien en daarbij veegt hij 't stuifmeel uit de koker. Het blijft er bovenop liggen, tot 't wordt weggehaald, want 't is te taai om weg te waaien.

Als 't eenmaal weggehaald is, krijgt de stijl wat meer ruimte; hij splijt in tweeën juist tot aan de haarring, de beide toppen krullen zich naar buiten om en vormen zoo de stempels, op wier gevoelige bovenzijde nu stuifmeel gebracht moet worden, of anders brengt de bloem geen vrucht voort.

Wie zorgt er nu voor dat halen en brengen van 't stuifmeel? Dat moet ge maar eens onderzoeken.

Ga op een warme Zomerdag in Juli of Augustus eens een uurtje bij een distelboschje doorbrengen, in 't zonnetje, dan leert ge meteen, dat natuurgenot en schaduw niet zoo onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn, als sommige