Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/130

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

120

te onderscheiden: de eerste hebben altijd sprieten met dertien leden, de laatste met twaalf. Ook missen de mannetjes de angel.

Scheen en voet van een
mannetjes-hommel (× 6)

Koninginnen zijn van werkhommels alleen te onderscheiden aan de grootte; ze zijn van 2,5 tot 3 cM. lang, terwijl de werkhommels zelden langer dan 2 cM. worden; ik heb er in mijn verzameling, die nauwelijks 1 cM. lang zijn. De darren zijn grooter dan de werkhommels, maar kleiner dan de koninginnen.

In de zomermaanden zult ge niet veel koninginnen zien; dan blijven ze in haar nesten, maar in Maart en April kunt ge er zoo goed als zeker van opaan, dat iedere hommel, die ge ziet een koningin is. Want de darren en werkhommels sterven alle bij 't begin van het gure jaargetijde; de koninginnen overwinteren in een veilig hoekje en komen dan omstreeks half Maart te voorschijn, om nieuwe nesten te stichten.

Dan bloeien de distels nog niet, maar wel de wilgen en de paardebloemen, en daarop kunt ge ze dan druk bezig vinden, meestal beladen met dikke pakken stuifmeel.

Hun eerste werk is natuurlijk, een geschikte plaats te zoeken, om het nest te bouwen. Sommige soorten bouwen in den grond, andere boven op de aarde.

Die bovenaardsche nesten zijn heel aardig om te zien. Ze zijn bijna geheel uit mos opgebouwd en daaronder bevinden zich dan de eigenlijke woningen. Ik heb eens ergens gelezen