159
de onverwachte verschijning van een troep sneeuwgorzen, een groene specht of een pestvogel.
En beweer niet, dat uw woonplaats ongeschikt is voor dergelijk genot, dat de omstreken kaal en dor en boomloos zijn. Amsterdam bijvoorbeeld staat in dit opzicht zeer ongunstig aangeschreven: doch geheel onverdiend, want in wandelingen, niet verder dan een uur buiten de stad, is men in de gelegenheid kennis te maken met bijna alle merkwaardige vormen van de Nederlandsche flora en fauna, slangen en orchideeën incluis. Zoo is het met Rotterdam en zoo is het overal, het heele land door.
In het najaar van 1893 zijn in de IJpolder en aan de monding van het Merwede-kanaal troepen van honderden distelvinken gezien. Later, gedurende den winter, worden die troepen minder talrijk, niet dat er veel sterven, of dat ze naar het Zuiden trekken, maar in den tijd van schaarschte kunnen kleine groepen gemakkelijker voedsel vinden. Zij bewegen zich vlugger en kunnen meer een onderzoek tot in kleinigheden instellen, Een troep van honderd vinken kan ter wille van een groepje van tien, twaalf distels zich niet ophouden, terwijl een half dozijn er den geheelen dag te smullen vindt. Zoo ontstaan als van vanzelf de kleinere gezelschappen.
Die zwerven den geheelen winter rond, het meest in de distels, soms in de elzen; een heel enkele maal bezoeken zij de voederplaats, die gij 's winters in uw tuin voor wintervogels aangelegd hebt. Heel eenvoudig: vier paaltjes, anderhalve Meter hoog,—en daar een plankje op, dat flink buiten de paaltjes uitsteekt—daar kunnen ze, veilig voor ratten en katten, genieten van wat gij voor hen daar neerstrooit. Ik verzeker u, dat ge ruimschoots voor uwe moeite beloond zult worden. Ziet ge een zeldzamen gast of valt er een aardig tooneeltje voor, maak daar dan een kort