Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

22

Dit woord wordt tegenwoordig in alle talen gebruikt, om het merkwaardige verschijnsel van vermomming en nabootsing in de dierenwereld aan te duiden. Het woord beteekent ook werkelijk vermomming en staat in verband met "mimiek" en met "mom" en mombakkes.

Hoe goed de vlinders zich verbergen kunnen door de kleur en teekening van hun achtervleugels, kunt ge zelf wel eens waarnemen. Als ge op een zonnigen middag door een bloemrijke weide of langs een zonnige dijkberm wandelt, kan het gebeuren, dat honderden dagvlinders dartelen over de bonte bloemenpracht.

Ge ziet er van allerlei kleur en vorm en grootte: eenvoudig witte, en wit met zwart gevlekte, roode en zwarte geteekende kapellen, bruine met goudglans, prachtig vosrood gevlekte, blauwtjes, citroentjes, in 't kort van alle kleuren van de regenboog, 't schittert en flonkert en vlamt in de zonnegloed en 't dwarrelt rond of de bloemen van de voorjaarsweide zelf in beweging kwamen en meededen aan 't vlinder-lentefeest.

Maar daar komt een donderbui opzetten en de zon duikt weg, in één oogenblik, alsof een afgunstige booze geest met zijn tooverstaf over het veld had gezwaaid, zijn alle vlinders verdwenen.

Gij zijt niet bang voor de bui; ge zult de vlinders wel vinden, denkt ge; hun schitterende kleuren zullen uw zoekende oogen wel helpen meent ge. Maar 't is mis, ge zoekt te vergeefs. Weg zijn de kleuren, weg zijn de vlinders, als had de aarde ze opgeslokt.

Zijn ze dan verscholen en tusschen aardkluiten, in de spleten der boomen of naar de hoogste takken gevlucht? Neen toch niet; ze zijn vlak bij u, onder 't bereik van uw hand wellicht, maar ge ziet ze niet; ge moogt ze niet zien, gij niet en vooral niet hun vijanden: de vogels en kikvorschen