Naar inhoud springen

Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/42

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

38

ver van de voederplant te verpoppen, tegen takjes, schuttingen, boomstammen of muren, vaak aan de zonzijde.

Doch, en dit is in de natuur steeds het geval, zooals ge wel ondervinden zult, er is geen regel zonder uitzondering; en niet zelden wordt hier of daar in 't land de uitzondering tot regel, zonder dat de oorzaken met zekerheid zijn te bepalen.

Ook is de volwassen rups van de Kleine Vos niet altijd op 't eerste gezicht gemakkelijk van die van Atalanta te onderscheiden, doordat er ook zeer licht gekleurde variëteiten onder doorloopen. De rups van de Dagpauwoog is nog al gemakkelijk te kennen, daar het kopeinde veel dunner is dan het staarteind; en er bovendien op elke ring een kring van witte puntjes te zien is; met de loupe bekeken, blijken het fijne witte haren te zijn, die op een eveneens wit knobbeltje staan. Bovendien is de rups meest altijd zwart.

Ongelukkig kan ook de Atalanta-rups zeer donker, bij zwart af zijn, en ook witte puntjes vertoonen en dan is het onderscheiden weer lastiger voor een beginner. Doch al doende leert men; en als ge één zomer de Vanessa-rupsen goed hebt waargenomen, zult ge u niet meer vergissen.

Toch is er wel een middel om al dadelijk bij het begin van uw studie uit te maken of uw ingezamelde rupsen wel alle Atalanta-rupsen zijn; dan bevinden zich aan weerszijden van het lichaam—van het midden van de vierde ring tot aan het midden van de tiende ring—zes bleekgele ruiten, deze ruiten vormen tezamen, wanneer men niet al te nauw ziet, een streep. Altijd evenwel gaat dit onderscheidingsmiddel alweer niet op, sommige Atalanta-rupsen zijn namelijk zeer bleek, bijna geel, dan valt de streep natuurlijk samen met de geheele kleur.

Het is echter zoo erg niet, dat men in 't eerst niet volkomen te zeker is, uit alle rupsen, die men van brandnetels