Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

65

Zoo heeft de brandnetel gezorgd voor het voortbestaan van zijn soort; want waar nu nog bloempjes hangen, vindt ge straks vruchtjes met rijpe zaden.

Maar niet alleen voor het verkrijgen van zaden zorgt de brandnetel; hij voert ook strijd om zelf bestaan te blijven; hij verdedigt zich met geduchte wapenen tegen elken aanvaller, die zijn leven in gevaar dreigt te brengen. Tegen den mensch ook; let maar eens op den grasmaaier, wanneer hij bij het gras aan heggen en slootkanten is gekomen; hoe voorzichtig gaat hij met de punt van de zeis om de brandnetels heen; hij wil ze niet tusschen zijn hooi hebben. En uw geit! die zal het ook wel laten met haar snuit te dicht bij de netels te komen.

Toch is de maaier, die de brandnetels laat staan, niet heel verstandig; maar wij zullen hem ter wille van onze Atalanta's niet wijzer maken; anders konden wij hem vertellen, dat brandnetels als ze eens gemaaid en gedroogd zijn, voor de koeien een best voer zijn, voor de paarden minder, maar ganzen zijn er dol op. Het gif is na het drogen geheel werkeloos geworden.

Als iemand zegt, dat hij maar één plant, die in 't wild groeit, bij name kent, dan kunt ge er bijna zeker van zijn dat het de brandnetel is; die komt in de geheele wereld van Oost tot West, van Noord tot Zuid voor, op hei en op klei, op zand en op veen, op mestvaalten, aan ruigten en op puinhoopen, overal groeit de brandnetel welig. Maar toch het liefst op een niet al te zonnige standplaats, waar veel humus, veel vergane of vergaande plantendeelen in de bodem geraakt zijn. Daar worden het reuzen, die hun 3 Meter halen en bladeren van 2 dM. lengte krijgen. Gewapend als hij is, kan hij ook overal tieren; de wandelaar plukt hem niet, de kinderen vertrappen hem niet, de dieren beknagen hem niet.

5