Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/73

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

67

mierenzuur; daarna, soms een kwartier later, komen er witte pijnlijke blaren, die op brandblaren lijken, de huid zwelt op en wordt rood; als er veel wonden dicht bij elkaar zijn gestoken, doet de geheele hand hevig pijn, en wordt soms eenigszins verlamd van de vingertoppen tot de pols toe; dat doet het sterke gif, dat tegelijk met het mierenzuur in de wond is geraakt.

Geleerden hebben dit gif onderzocht en daarbij bemerkt dat het veel overeenkomst heeft met slangengif. Inderdaad de wijze, waarop het brandhaar werkt, doet wel aan een slangebeet denken. De giftanden zijn ook hol, en laten het gif ook zijwaarts uitvloeien, nadat eerst een wond is gemaakt. En werkelijk vindt men in heete landen, op Java en Sumatra bijvoorbeeld, brandnetels die zoo hevig wonden, dat de gestokene er gevaarlijke toevallen en stuiptrekkingen door kan krijgen; ja, op Timor in onze Oost, groeit er een, waarvan de steek dezelfde uitwerking toont, als de beet van een giftige slang.

En nu het kunstje, om een brandnetel aan te vatten, zonder zich te bezeeren.

De brandharen namelijk verwonden alleen wanneer het ronde eindknopje afbreekt. Drukt men van terzijde tegen de haren, dan leggen ze zich neer, en richten zich weer op, zoodra de druk ophoudt. Grijpt men nu een flinke netelplant met de eene hand dicht bij den bodem om de stengel (daar bevinden zich weinig of geen brandharen) en strijkt men krachtig en snel met de andere hand van onder naar boven over de plant, dan voelt men geen branden; want de haren worden zoodoende tegen de bladvlakte omgebogen, zonder dat de knopjes afbreken. Raakt men echter van bovenaf aan een brandnetelblad, dan is dat afbreken onvermijdelijk; de haren geven alleen mee, als men van ter zijde drukt.