101
Maar zijn bewegingen en zijn alarmkreet hebben de aandacht getrokken. Hij krijgt gezelschap van een paar jonge merelmannen en een wijfje. Even neemt hij een dreigende houding aan, schreeuwt: pak je weg!, mijn buit! krab zelf den grond open! Dan bedenkt hij zeker, dat, als hij vechten gaat, ondertusschen de wormen en slakken al weer dieper zijn weggekropen, en hij duldt de concurrentie met een air van: wat ben ik toch edelmoedig.
Opeens verandert het tooneel: een bonte kraai wil van de partij zijn; maar dat valt hem tegen. Met veel gegil, getjieng еп nog meer vleugelgeweld valt de heele merelbende op den grauwen wintergast aan en hij, de Goliath, gaat er stilletjes van door.
Merkwaardig, vogels zijn net Jordaners. Als ergens een standje is moeten zij er noodzakelijk bij zijn; in een oogwenk zijn er massa's vogels bijeen. Je weet niet waar ze zoo gauw vandaan komen, al die spreeuwen, roodborstjes, winterkoninkjes en houtduiven.
Als ze merken dat het loos alarm is, keeren de spreeuwen en de duiven dadelijk weer terug naar hun werk onder de dikke laag eikeblaren. Winterkoning, roodborst, pimpel en koolmees blijven nog even, nu ze zien, dat er heel wat kleine slakjes de wereld worden ingesmeten door de driftige rukkige bewegingen van de fourageerende merels. Ze komen naar beneden en kijken de weggeslingerde blaadjes na; dat schijnt loonend werk te zijn, want opeens schettert winterkoning zijn roffeltriller de lucht in, dat het zoo davert.
En nu zeggen de vogelkenners nog wel, dat hij tusschen Kerstmis en Driekoningen nooit zingt; maar 't scheelt nu ook maar een dag of wat; en ter wille van zoo'n dikke spin wijk je ook wel eens van je gewoonte af.