Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/114

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

108

twijgjes gesneden met bloem- en met bladknoppen; die worden morgen thuis en op school over passende vaasjes verdeeld. Als ge dit nooit bij de hand hebt gehad, kunt ge niet gelooven, wat een mooie harmonische kleur- en vormeffecten dit geeft. Neem eens een beuketakje, waaraan nog eenige droge bladeren van den vorigen zomer hangen, zet daarbij een paar lange loten van een wilg, die nu al zijn witte zilveren katjes laat zien en plaats daarachter een breede en vertakte twijg van bloeiende els. De paarse knoppen van de els, de donker bronzen knopschubben en de lichtbruine glimmende bladeren van de beuk geven met het zilver en groen van den wilgentak vol katjes, een geheel, dat gezien mag worden.

Wilt ge een ander bouquet van de voorlente, snijdt dan een top van een bremstruik met zijn heldergroen zeer zwak buigende takken en zet daarbij in een donkere bolle vaas een paar takjes van een linde; deze boom heeft altijd van die mooie waterloten aan zijn voet, waarvan de twijgen veel rooder en de lichtroode knoppen veel grooter zijn; hierbij past heel mooi een tak van een jonge eik, die zijn bleekgeel blad van 't vorig jaar nog steeds vasthoudt.

Verlangt ge een werkelijke bloem bij al die beloften van groeien en bloeien, haal dan, of liever nog koop dan, een polletje sneeuwklokjes, daar kunt ge nu nog twee weken plezier van hebben. Één paar heel kleine bloempotjes moet ge eens in een roodbruine of bronzen platte vaas of schotel zetten: vul aan met een paar mooie mossen: boompjes-mos en mutjes-mos; dat bloeit nu met roode sporendragers, net lantaarns met een pluche muts op. Voor 't eene potje steekt ge een kluitje met een madeliefje uit, in het andere komen de sneeuwklokjes.