188
links wordt geboeid en wij, als op een tentoonstelling, moe worden van het kijken alleen. Daarom: recht vooruit zien en een poosje doorzetten.
Aan beide zijden wijken al heel gauw de bergen, het pad verlaat eindelijk de beek en gaat over den rechter heuvel steil omhoog onder de beuken en eiken door, dan daalt het weer hals over kop in een ander nauw dal van een der zijstroompjes van de Schildau, dat al evenveel haast heeft om neer te vallen in de vlakke kom aan den bergvoet. Daar in de diepte ligt het Försterhaus aan de Köthe, waar wat verfrisschends en versterkends te krijgen is. 't Is nu intusschen middag geworden; de Förster in groene uniform, auerhahnveeren op den slappen hoed, geweer op schouder, komt net thuis van de morgenronde. Even zetten wij ons neer om van het heerlijk gezicht op de kleine vlakte tusschen de bergen te genieten. 't Lijkt wel een delta daar beneden, zooveel wegen kiezen de beekjes om er door te sukkelen; sommige zijn droog en steenig, oude verlaten beddingen; andere verbergen hun water onder varens en mossen.
Langs de oevers ziet het weer geel van springzaad en bont van zwammen. Een eekhoorntje gaat tegenover ons op zijn hurken zitten bij een geelbruine paddestoel, hij buigt hem kalmpjes tusschen de voorpooten naar zich toe en begint zijn twaalf uurtje. Wat wij meteen zullen nadoen.