Naar inhoud springen

Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/197

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

XXX.

Van de Köthe naar Lauthenthal im Harz.


 

Daar zaten we eindelijk weer in de diepte, gelijkvloers met de Schildau en zijn bijstroompjes, een viersprong, waarvan mijn schetsje іп het vorige opstel u eenig idee heeft trachten te geven. 't Is een curieuse uitspanningsplaats, die Köthe, met schilderachtige priëeltjes. Enkele van boomschors, verweerd en vervallen, andere met ruwhouten bank en tafel en tegen zon en regen een beschutting van boomtakken, die als een draadfiguurkegel in en tegen elkaar zijn gezet. Menschen komen er zelden, of 't moet "Schützenfest" zijn; maar het brood en de Sauerbrunnen zijn er lekker en goedkoop.

De zon blakert de toppen omhoog; hier onder is t heerlijk koel. Daar boven glinsteren de sparrenspitsen en flikkeren de naakte steenwanden, rondom ons tiert een groene vegetatie van mos еп varens, van springzaad en gele distels en heksenkruid, een mengeling, die, als geheel op een afstand gezien, een kleurentoon voortbrengt, lief harmoniëerend met de bruinroode voeten der sparrestammen.

In de breede bedding van de bergbeek klotsert en rommelt het donkere water over bemoste steenen. Hier en daar is een berk of spar omgestort, schuin over het stroompje; de halfvermolmde stam is een brug van varentjes geworden, die door 't water, dat hun stengels omspoelt, telkens worden voorovergebogen,