Pagina:HeimansEli1906MetKijkerEnBus.djvu/215

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

207

We zaten midden in een wolkenvorming. Afwisselend werd het schemerig en helder licht rondom ons. Zoo om de twee of drie minuten regende het om ons heen en hadden wij haast geen uitzicht; maar de wolk zagen we daarbij niet, voordat het helder werd; dan dreef een groot beweeglijk ding, als van grijze wol in melk gedoopt, een honderd meter van ons af; snel groeide het aan tot een groote langwerpige witte wolk en daalde dan langzaam neer in 't dal beneden ons.

Verstomd zaten wij drieën op de bank te staren naar dit wolkenspel, tot we, onder onze paraplus, door en door nat werden en het op een loopen zetten, om, gedachtig aan de Schutz tegen Regen, Wind und Wetter, beneden in 't hutje een schuilplaats te zoeken. Bij de plek van de Brockenblick stortregende het een minuut of wat. Daarop werd 't weer zonnig om ons heen en diep onder ons liepen een troep witte wolken elkaar na over de boomtoppen op de hellingen van 't dal, net schapen over een weide. Van verrukking over dit mooie en zonderlinge schouwspel vergaten we vijf minuten lang koude en nattigheid, tot de zon damp uit onze kleeren trok en wij uit zelfbehoud, verbeeld u, een verkoudheid op een Harzreis! naar beneden holden en, lekker warm door de beweging, in de hut kropen, waar een gordijn van afstroomend regenwater voorhing.