241
moeder en kinderen te dutten; het was drukkend heet weer en misschien daardoor gelukte het mij, het hertenpad, waarop geen strootje of takje was te zien, te volgen tot vlak bij de koele schuilplaats aan 't meer.
Opeens kregen alle drie tegelijk mij in den neus; als een duivel uit een doosje sprongen ze omhoog, de hinde stak de witte vlag op en sprong weg met de gewone alarmkreet.
Afgetobd.
Een van de twee jongen volgde haar onmiddellijk, en sprong precies in 't spoor van de moeder vooruit, maar het andere kalfje maakte eerst een zijsprongetje, bleef een oogenblik staan, keek mij aan en begon van kwaadheid door den neus te fluiten en komiek met zijn kleine pootjes te stampen, uitdagend en nieuwsgierig tegelijk. De hinde moest tweemaal in een kring ronddraven, schreeuwen en de vlag vertoonen, tot vlak voor de neus van het eigenwijze kalfje, vóórdat dit er toe besluiten kon haar hoofd in plaats van het zijne te volgen.
Ik had bij het bespieden door mijn kijker al vaker opgemerkt, dat de beide kalfjes een verschillend karakter hadden. Het eene was een gewillig, verstandig en volgzaam dier, nooit vergat het moeders lessen; zonder bedenken of tegenstribbelen volgde het onmiddellijk de signalen voor stil-liggen, vluchten of naderen; het andere, een bokje, deed zijn eigen zin, moest altijd minstens tweemaal gewaarschuwd, geroepen of verboden worden. Dat moest verkeerd afloopen. Geen oogenblik heb ik hieraan meer getwijfeld,